Binnen het gebied is een duidelijk verschil zichtbaar in ontwikkeling aan de oostkant en aan de westkant. Aan de oostkant wordt zand afgezet met westelijke winden. Aan de westkant wordt vooral in de winter zand afgezet met oostelijke winden. Omdat westelijke winden veel vaker voor komen, en ook veel krachtiger zijn, is de depositie aan de oostkant veel belangrijker, en verschuiven depositie- en erosiezones geleidelijk aan naar het oosten (geel, oranje en rood op de kaart). In het centrale deel stabiliseert het oppervlak op een aantal plaatsen (groen op de kaart). In het noorden gebeurt dit door het weer uitlopen van duindoorns, waarvan de wortels waren achtergebleven. In het zuiden heeft zich Loogkruid op grotere oppervlakken gevestigd. Vanaf 1998 is het aantal duinmeertjes toegenomen (blauw op de kaart). Dit is vooral het gevolg van een stijging van de grondwaterstand, en niet zozeer van uitstuiving tot op het grondwater.
editor16-limburgstirumontwikkeling1

Klik op bovenstaande afbeelding voor een vergroting

De afname in activiteit en toename van begroeiing in 2001 is waarschijnlijk voor een belangrijk deel het gevolg van de geringe hoeveelheid wind, gecombineerd met de hoge temperaturen en grote hoeveelheid neerslag in de periode 1999-2001. Door deze omstandigheden is het groeiseizoen sterk verlengd en de potentie voor verstuiving belangrijk minder. Mogelijk heeft de toegenomen stabilisatie een negatief effect op de verdere ontwikkeling van de verstuiving. Door toenemende versnippering wordt het brongebied voor verstuiving steeds kleiner en worden de verstuivingen zelf steeds kleinschaliger. De schaal van een verstuiving is een belangrijke randvoorwaarde voor de duurzaamheid ervan.
editor17-limburgstirumontwikkeling2