Paraboolduinen behoren tot de grootste duinvormen in het Nederlandse landschap. Ze worden gekenmerkt door een rug met paraboolvorm, aan de lijzijde begrensd door een steile storthelling (slipface) en met armen (trailing ridges) die in de richting van de wind wijzen (zie ook Klijn, 1981). Ook de loefzijde heeft over het algemeen een steile helling. Een actief paraboolduin beweegt met de kop met de wind mee. Het paraboolduin wordt aan de loefzijde altijd begrensd door een uitblazingsvallei, een uitgestrekte, vaak zeer vlakke vallei, waar uitstuiving tot op het grondwater heeft plaatsgevonden. De typische paraboolvorm ontstaat als gevolg van interactie met vegetatie. De armen ontstaan waarschijnlijk doordat aan de zijkanten het transport van zand geringer is, waardoor begroeiing beter vat heeft op het zand. Zonder vegetatie ontwikkelt een paraboolduin zicht tot loopduin. Voorbeelden hiervan zijn te vinden in de Schoorlse duinen. In het kalkarme duin ten noorden van Bergen is de groei van vegetatie beperkt zijn geweest. De aanwezige vegetatie zal de geweldige dynamiek niet bijgehouden hebben. Kenmerkende verschillen tussen parabool- en loopduinen zijn dat de laatste geen armen (trailing ridges) hebben en dat de loefwaartse helling veel flauwer is, omdat deze, dankzij de afwezigheid van vegetatie, aerodynamisch is aangepast.

Paraboolduinen in Nederland zijn fossiel. Hun huidige vorm is ontstaan tussen 1000 en 1600. Grote paraboolduinen uit de Middeleeuwen zijn al vrij vroeg gestabiliseerd, mogelijk al in de 16e eeuw. Door fixatie ten gevolge van menselijk ingrijpen is de grootschaligheid van de verstuiving geleidelijk aan afgenomen. Kleinere parabolen zijn tot in de 19e eeuw actief gebleven. Actieve paraboolduinen zijn in Nederland niet meer aanwezig. Op enkele andere plaatsen in Europa zijn nog wel voorbeelden te vinden(o.a. Denemarken, Frankrijk, Wales).

Een actief paraboolduin bij Merlimont (Noord-West Frankrijk)

Een actief paraboolduin bij Merlimont (Noord-West Frankrijk)

Een actief paraboolduin bij Manawatu, Noordeiland, Nieuw-Zeeland

Een actief paraboolduin bij Manawatu, Noordeiland, Nieuw-Zeeland

Een actief paraboolduin bij Manawatu, Noordeiland, Nieuw-Zeeland

Het is onbekend waarom paraboolduinen in zo een grote omvang zijn ontstaan en het is onbekend waarom ze zijn gestabiliseerd. Het is waarschijnlijk dat de mens zowel in ontstaan als in stabilisatie een rol heeft gespeeld. In de huidige situatie kan parabolisering optreden wanneer trogvormige stuifkuilen uitgroeien en uitstuiven tot op het grondwater. Dit proces vindt in Nederland op bescheiden schaal plaats in de zeereep. Bij landwaartste verplaatsing vindt er een ophoping van zand plaats waardoor de vormen in omvang toenemen, en hun migratiesnelheid afneemt. Tijdens landwaartse verplaatsing kan de ontwikkeling afremmen door zandverlies uit armen, of juist versterkt worden door zandopname vanuit “overreden” terrein. Het is dus voor de uiteindelijke ontwikkeling van belang wat de onderliggende topografie is. Migratiesnelheid is afhankelijk van windklimaat en volume (ruwweg hoogte), hoe hoger het duin hoe trager de verplaatsing. Dientengevolge kunnen grote systemen ingehaald worden door kleine (dit blijkt nu ook in de gereactiveerde parabool te gebeuren: transversaalduinen bewegen tegen de loefhelling op).De dynamiek van paraboolduinen wordt bepaald door een ingewikkeld evenwicht tussen klimaat (met name wind en neerslag), beschikbaarheid van zand, en plantengroei. Bij een te grote dynamiek is de plantengroei niet in staat de bedekking door zand bij te houden, en ontstaat een loopduin. Wanneer beschikbaarheid van zand of hoeveelheid windenergie afnemen, zal de dynamiek in een paraboolduin afnemen, en zal vegetatiebedekking toenemen. Na verloop van tijd zal het duin stabiliseren. Het is mogelijk dat paraboolduinen in de huidige configuratie van klimaat, zandbeschikbaarheid, plantengroei en verhoogde stikstofdepositie niet actief kunnen zijn, hoewel stikstof in het kalkrijke duin niet limiterend is.

Literatuur:
Klijn, J.A., 1981. Nederlandse kustduinen; geomorfologie en bodems. Pudoc, centrum voor landbouwpublicaties en landbouwdocumentatie, Wageningen, 188 p.

editor42-paraboolduinen2